Waarom een boeteafspraak in de Geheimhoudingsverklaring BBO&F

In de Geheimhoudingsverklaring (GHV) is een boetebeding opgenomen. Zoiets heet ook wel een contractuele boete. Dat boetebeding in de geheimhoudingsverklaring is als volgt:

Ondergetekende aan Bedrijf een onmiddellijk opeisbare en niet voor rechterlijke matiging in aanmerking komende boete verbeurt van € 25.000 (zegge vijfentwintig duizend Euro) voor elke overtreding van het hiervoor bepaalde, onverminderd het recht van Bedrijf om de werkelijk geleden schade te vorderen, indien die hoger mocht blijken dan € 25.000

De contractuele boete roept soms nog wel wat vragen op. De neiging bestaat om te verzoeken om deze door te halen, i.c. niet van toepassing te laten zijn. Toch is een dergelijke voorziening wenselijk en nodig. De professionele dienstverleners onderschrijven dit belang!

Schade en schadeplicht zijn reeds bij wet geregeld in BW 6:95. Als door het handelen van een aspirant-koper de verkoper (vermogens)schade leidt kan de aspirant-koper hierop worden  aangesproken. Om dat te regelen is er geen GHV nodig. Echter: de uitvoerbaarheid in rechte lijkt dan erg lastig, zo niet onmogelijk.

De juridische praktijk bij schending van de GHV zal, naar verwacht, zijn dat de invordering van de €25.000 niet zonder rechterlijk vonnis uitvoerbaar is. De (rechts)persoon die de GHV heeft getekend (en wordt aangesproken op vermeende schending), heeft alsnog altijd de gelegenheid zich -in rechte- hiertegen te verweren. 

De strekking van dit artikel i. is: in het geval dat er dan een nadelig vonnis gewezen wordt hoeft er niet nog een tweede procedure gevolgd te worden over de hoogte van de schade.

Het ontbreken van een boetebeding zou betekenen dat een dergelijke ingewikkelde rechtsgang het voor opdrachtgever praktisch gezien onmogelijk maakt om iets te stellen tegenover opzettelijk en aantoonbare schending.

Als voorbeeld: stel een ONTVANGER van de VERTROUWELIJKE INFORMATIE plaats deze op zijn website. Dat lijkt een overduidelijke schending van de GHV. Maar: zonder boetebeding is er dan eigenlijk voor deze ontvanger nog niets aan de hand. Want wat is dan eigenlijk het (vermogensrechtelijk nadelige) gevolg voor de belanghebbende (VERSTREKKER)? Is er dan wel sprake van schade? En hoeveel is dat dan? Dat op zich is dan een onmogelijke opgave om daarvoor -in rechte- de juiste bewijslast aan te dragen.

Kortom, zonder boetebeding biedt (praktisch gezien) de GHV geen enkele bescherming tegen opzettelijke schending.

Terughoudendheid om in te stemmen met een boetebeding is begrijpelijk. Maar onnodig. Want in BW 6:92 lid 3 is geregeld:

“De schuldeiser kan geen nakoming vorderen van het boetebeding, indien de tekortkoming niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend”.

Bovendien is het opnemen van een boetebeding zeker niet ongebruikelijk. Bekijk maar eens op:

Accountants Online

Sterker nog: eigenlijk is het ongebruikelijk om dat NIET op te nemen.

Overigens heb ik vrijwel nooit problemen gehad: in alle dossiers wordt deze geheimhouding veelal gewoon ondertekend retour ontvangen.  Dit heeft nog nooit tot een dispuut of procedure geleden.

Het is dus zeer zeker geen blijk van geen vertrouwen. Het maakt wel duidelijk dat de informatie met grote zorg en vertrouwelijk moet worden behandeld.

Naar ik hoop kan deze zienswijze worden gebillijkt. Graag geef ik daarom in overweging om de GHV onverkort te tekenen.